
Eerder schreef ik op deze blog over de definitie van het nieuwe werken (zie
Definitie van het Nieuwe Werken). In Management&Literatuur las ik over het boek "Het Nieuwe Werken ontrafeld" van Ruurd Baane, Patrick Houtkamp en Marcal Knotter. Zijn ontleden het Nieuwe Werken in vier werkprincipes:
- Tijd- en plaatsonafhankelijk werken
- Sturen op resultaat
- Vrije toegang tot informatie
- Flexibele arbeidsrelaties
Op zich een prima definitie. Bij sturen op resultaat wordt echter aangegeven dat dit een rechtstreeks gevolg is van tijd- en plaatsonafhankelijk werken. Daar ben ik het hardgrondig mee oneens.
Voor mij is de reden, om met het Nieuwe Werken aan de gang te gaan, de wens om de productiviteit van de kenniswerker te vergroten. Om dit te bereiken zul je (vaak) tijds- en plaatsonafhankelijk werken moeten introduceren en (bijna altijd) sturen op resultaat. En inderdaad: tijd- en plaatsonafhankelijk werken kan bijna niet zonder sturen op resultaat.
Andersom zou je ook kunnen redeneren dat tijd- en plaatsonafhankelijk een
gevolg van sturen op resultaat is. Wanneer je sturen op resultaat invoert, zul je immers ook niet willen micro-managen op het moment en de plek waarop het werk wordt uitgevoerd.
Kortom: een prima decompositie van het Nieuwe Werken, maar doel-en-middelen-relatie zou nog wat scherper kunnen.